Naar het projekten-overzicht

  

 


PALAMANER, Franciscaner klooster

Palamaner



Op zondagochtend vertrokken we vroeg naar Palamaner. Deze kleine stad met ongeveer 100.000 inwoners ligt precies tussen Chennai (Madras) en Bangalore. Deze steden liggen 350 kilometer uit elkaar, maar zijn nog niet met een vierbaansweg met elkaar verbonden. Daar wordt hard aan gewerkt. Overal langs de weg is te zien dat die weg er aan zit te komen. De honderd jaar oude bomen die langs de oude tweebaansweg staan worden omgehakt en aan weerszijden zijn al vaak de nieuwe tracees te zien. De weg wordt meer dan verdubbeld. Je kunt er moeilijk aan twijfelen of dat nodig is. Beide steden hebben 5 miljoen inwoners of meer. Het is alsof tussen Brussel en Parijs alleen een tweebaansweg zou liggen. Jammer is het wel. Ik herinner me de weg als een beschaduwd lint door een hete vlakte. Aan weerszijden velden en verspreid liggende dorpen. Hier en daar een vrijstaande boom maar toch overwegend kaal en droog. Nu sta ik verbaasd dat alles groen is. Ik was hier alleen in de winter, als de zon het gewas al heeft verschroeid en het meeste van de oogst is binnengehaald. Nu dit jaar de regens zo laat zijn is alles nat en fris. We komen langs de bonkige heuvels van Kolar Goldfields, waar oude goudmijnen liggen, en zien waterreservoirs met de rijstvelden die erdoor worden bevloeid. Er zijn bananen, papayas en druiven, tamarinde- kokosnoot- en mangobomen. Het land waarvan ik dacht dat het droog en kaal was blijkt overvloedig vrucht te dragen. Je moet er alleen in de goede tijd komen.


De galerij en de binnentuin van het klooster



Na drie uur in Palamaner aangekomen gaan we meteen door naar het Franciscaner klooster. Dit is voor mij een vertrouwde en dierbare plek. Ik was er drie keer eerder, voor het eerst bijna dertig jaar geleden. Ik was er met Josée en met Els en beleefde er gelukkige dagen. Zoals de meeste kloosters staat het aan de rand van de stad. Het is omgeven door een groene oase van bomen en struiken. Dit klooster is gesticht door Nederlandse paters. Het hart wordt gevormd door een met pannen gedekte galerij rondom een vierkante tuin. Het doet Italiaans aan, maar dan veel soberder. Het is een puur functioneel gebouw maar perfect in zijn verhoudingen en materiaalgebruik. Hier mag ik drie nachten logeren in een kamer met een bordje “Mr. Janus” op de deur. 's-Nachts is het er doodstil, maar de dag begint al om 5 uur. Zo vroeg ben ik niet van plan op te staan, maar ik wil het ontbijt niet missen om 7.15 uur. Dan hebben de 13 broeders de meditatie en de mis al achter de rug.

Het terrein van het klooster beslaat in totaal 9 hectare. Een groot deel daarvan wordt ingenomen door een boerderij. Er zijn koeien en varkens. Op het land worden pinda's en ragi (een soort gierst) verbouwd en veevoer. Deze akkerbouwactiviteiten zijn de laatste jaren niet meer rendabel op deze bescheiden schaal. Daarom worden nu veel fruitbomen aangeplant zoals mango's. De opzet van een klooster met een boerderij stamt nog uit de begintijd en was ook bij Brabantse kloosters heel gebruikelijk.

Het klooster is opgebouwd in de vijftiger jaren door Nederlandse missionarissen. Er was toen al een katholieke parochie in Palamaner die midden 19e eeuw was gesticht door Franse Salesianen. Aan de Franciscanen, die zich in 1948, mijn geboortejaar, vestigden in India vanuit Pakistan, werd gevraagd de parochie over te nemen en om een klooster te stichten in Palamaner. Ze maakten aanvankelijk gebruik van een Engels landhuis uit 1870 dat nog steeds op het terrein van het klooster staat en waar nu de seminaristen in wonen. In totaal werkten ongeveer 15 Nederlandse Franciscanen in Palamaner. De laatste daarvan overleed een paar jaar geleden. Sommigen zijn begraven op het kerkhof bij het klooster. Het is vreemd een Nederlandse naam te vinden op een grafsteen in deze puur Indiase omgeving. Tot 1984 vielen alle Indiase Franciscanen onder de Nederlandse provincie. Sinds 1984 is het een zelfstandige provincie. Zestig jaar nadat de Nederlandse Franciscanen de Indiase afdeling van hun orde in India stichtten, bestaat de gemeenschap nu uit 22 vestigingen in heel India, 150 religieuzen (paters en broeders) en 120 seminaristen ( http://www.franciscansindia.org).

We komen hier dus een interessant stukje vergeten Nederlandse geschiedenis tegen. De Nederlandse paters hebben een religieuze organisatie gesticht die nu al 25 jaar volledig Indiaas is. Er is geen enkele Europeaan meer bij betrokken. Dat is trouwens overal het geval met de katholieke instituties hier. Dertig jaar geleden heb ik nog een paar echte ouderwetse Nederlandse missionarissen ontmoet. Met een ervan, Pater Kaskens, heb ik toen zijn missieposten bezocht, dat wil zeggen plaatsen waar hij een kerk, een school en een ziekenhuisje had opgezet. Dergelijke missionarissen stonden aan de wieg van de katholieke gemeenschap in India, die inmiddels uit ongeveer twintig miljoen mensen bestaat, 2 % van de bevolking.


zo zien franciscanen er uit

Het is een vergissing te denken dat deze oude Europese missies in die vorm nog bestaan. Ik ontmoet hier een groep hoog opgeleide professionals die zich wijden aan de publieke zaak. Het zijn leraren, verpleegsters, artsen, ontwikkelingswerkers, boeren en ambachtslieden. Daarnaast zijn ze ook religieuzen, ongetrouwd en samenwonend in communiteiten. Ze zijn georganiseerd in congregaties, zoals de Franciscanen. Daar zijn er veel verschillende van. Ze hebben gemeen dat ze allemaal internationaal zijn en het gezag van de Paus erkennen. Samen vormen ze een mondiaal netwerk, met de kenmerken van een multinationale onderneming. Niettemin is het Indiase deel van die onderneming helemaal Indiaas. Er zit al decennia lang geen enkele buitenlander meer op een gezaghebbende positie.

Beperken we ons tot de Franciscanen dan is hun “missie” in de moderne zin van het woord het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de levensomstandigheden van de mensen die daar zelf niet toe in staat zijn. Simpel gezegd het vooruit helpen van de armen. Ik sprak met degene die in India alle projecten van de Franciscanen coördineert en controleert. Het was alsof ik met een manager van een grote NGO zoals NOVIB of Cordaid sprak. Dezelfde projectmatige aanpak, dezelfde in de grond politieke doelen zoals empowerment en emancipatie. Het dedain waarin in Nederland soms over katholieke ontwikkelingsinspanningen wordt gedacht is eigenlijk beschamend. Alsof overzee nog zieltjes worden gewonnen met spiegeltjes en kralen door missionarissen met een baard.

De congregaties zoals de Franciscanen moeten zichzelf bedruipen. Er moet dus ook geld worden verdiend. De religieuzen leven van hun eigen inkomsten of de opbrengsten van hun werk, bijvoorbeeld als leraar of verpleegster. Voor hun diensten moet daarom in principe gewoon worden betaald in de vorm van schoolgeld, of betaling voor medische hulp. Door hun efficiënte organisatie, het ontbreken van corruptie en hun relatief sobere levensstijl zonder de last van het onderhouden van een gezin, zijn hun diensten goedkoop. Dit is ook uitdrukkelijk de bedoeling omdat ze zich ten doel stellen vooral de armste groepen te bereiken. Lokale vrijgevigheid en het internationale netwerk waarin de religieuze orden zijn opgenomen vormen ook een belangrijke bron van inkomsten. Er vloeit zo veel geld naar arme streken en groepen. Met dit geldt wordt scholing en medische hulp ook voor de allerarmsten toegankelijk gemaakt, vaak door het aan deze groep gratis aan te bieden.


Een Franciscaanse zuster met haar klas in Kollegal

Elke organisatie die zichzelf serieus neemt moet werken aan de eigen continuïteit. Zo ook religieuze organisaties. Simpel gezegd: oude paters moeten worden vervangen door nieuwe. Daarom investeren alle congregaties in het vinden en opleiden van nieuwe leden. De nieuwe leden worden geworven onder de eigen geloofsgenoten, maar ook onder de mensen uit de omgeving waarin de congregatie werkt. Mensen die zich aangesproken voelen door het werk en de inspiratie van de religieuzen worden uitgenodigd om katholiek te worden. Begaafde kinderen die te kennen geven belangstelling te hebben voor een leven als religieus worden mogelijkheden geboden voor scholing in die richting. Dit is een subtiel proces van het inschatten van kansen en vermijden van spanningen. In het algemeen zijn arme en achtergestelde groepen meer geïnteresseerd in de geboden nieuw perspectieven dan de gevestigde groepen. Het emanciperen van achtergestelde groepen roept altijd weerstand op bij de gevestigde orde die dergelijke groepen gebruikt als goedkope arbeidskracht of stemvee. Ziedaar de achtergrond van de recente beroering in India rondom zogenaamde gedwongen of verleide bekeringen. Er is zelfs een wet aangenomen die dergelijke bekeringen verbiedt.

Over het algemeen ben ik onder de indruk van de kwaliteit van het werk van de religieuze orden hier. Met relatief weinig mensen worden kwalitatief hoogstaande voorzieningen geschapen en in stand gehouden. Niet zelden zijn de beste scholen en ziekenhuizen in een stad verbonden aan een kloosterorde en maken mensen van alle godsdiensten er graag gebruik van. Er zijn ook ernstige kanttekeningen te plaatsen. De opvattingen die het katholieke centrale gezag uitdraagt over bijvoorbeeld sexualiteit en anticonceptie zijn niet van deze tijd. Dat is een tragische vergissing. Maar voor mij niet voldoende reden om al het constructieve werk dat wordt gedaan via katholieke instituties te diskwalificeren.

Vanuit het Franciscaner klooster in Palamaner wordt de lokale parochie bediend. Voor het overige diende het vooral als seminarie, een opleidingscentrum voor jonge mannen die franciscaan willen worden, de reproductiefunctie dus. Recent is het arbeidsterrein verbreedt en is een zogenaamd Community College geopend, waar computerlessen en Engels worden gegeven. Hierover in een ander hoofdstukje meer.